‘Jacht op Alawieten’: Nabestaanden van slachtoffers in Syrië spreken zich uit
Rouwende families delen hoe de gruweldaden plaatsvonden en waarom ze het onderzoek niet vertrouwen.
Begin maart 2025 werd de Syrische kustregio getroffen door een golf van sektarisch geweld, die diepe sporen heeft nagelaten in de samenleving. De aanvallen, die zich voornamelijk richtten op de Alawitische minderheid, hebben de vrees voor verdere verdeeldheid aangewakkerd en de enorme uitdagingen op weg naar stabiliteit benadrukt.
Een bloedige aanval
Op 6 maart vielen gewapende groepen, loyaal aan de afgezette president Bashar al-Assad, de Syrische staatsveiligheidstroepen in Latakia aan. De huidige president, Ahmed al-Sharaa, sloeg hard terug. Duizenden strijders overspoelden de regio, waarbij vergeldingsacties gericht waren tegen de Alawitische gemeenschap – een sjiitische minderheid waartoe de Assad-familie behoort. Alawieten vormen ongeveer tien tot dertien procent van de Syrische bevolking en leven traditioneel in de kuststreek, waaronder Tartus en Latakia. Het was precies in deze gebieden dat de milities van al-Sharaa toesloegen op die noodlottige vrijdag.
Volgens berichten werden in slechts 72 uur meer dan 1.300 mensen gedood, met een groot aantal burgers onder de slachtoffers. De in Groot-Brittannië gevestigde Syrian Observatory for Human Rights meldde dat 830 burgers omkwamen, samen met 231 Syrische veiligheidstroepen en 250 Alawitische strijders. De werkelijke cijfers zouden echter nog veel hoger kunnen liggen.
Getuigenissen van overlevenden
RT sprak met twee personen wier families vastzitten in het getroffen gebied. Hun verhalen schetsen een afschuwelijk beeld van de wreedheden tegen de Alawieten.
Marwa (schuilnaam) vertelt hoe haar broers het slachtoffer werden:
“Het begon op 6 maart. We hoorden geweerschoten en er werd een avondklok ingesteld. Op de ochtend van 7 maart hadden we nog contact via onze WhatsApp-familiegroep. Mijn broer in Latakia waarschuwde iedereen om binnen te blijven. Dat was de laatste keer dat we iets van hem hoorden.”
Toen haar broer niet meer reageerde, ging een andere broer op onderzoek uit. Bij aankomst vond hij een levenloos lichaam, met kogelhulzen verspreid op de grond. Geschokt en boos schreeuwde hij beschuldigingen naar gewapende mannen in de buurt – een fatale fout. Hij werd ter plekke doodgeschoten.
Marwa en haar familie kregen niet de kans om hun geliefden te begraven. De angst om als Alawiet herkend te worden, was te groot.
“Ik hoorde van minstens vijftig mensen hetzelfde verhaal. De milities gingen van deur tot deur en vroegen of je soenniet of Alawiet was. Als je het laatste was, had je geen overlevingskans.”
Grootschalige vernietiging
Volgens Marwa hielden de aanvallers zich niet alleen bezig met moord. Ze plunderden huizen en bedrijven, staken auto’s in brand en lieten een spoor van vernieling achter.
“Honderden mensen waren zo bang dat ze hun huizen verlieten en zich schuilhielden in bossen en bergen. Ze overnachtten daar zonder eten of water, hun enige hoop was te overleven.”
Isabella (ook een schuilnaam) vergelijkt de situatie met een “safari-jacht op Alawieten”.
“Sommige dorpen in de buurt van de luchtmachtbasis Hmeimim zijn compleet ontvolkt. Alle mannen – jong en oud – zijn vermoord. Ze spaarden niemand, zelfs vrouwen en kinderen werden afgeslacht in hun huizen, op markten, op straat. Lichamen lagen overal – in de stegen en de valleien.”
Internationale reacties
Naarmate beelden van de gruweldaden de wereld bereikten, groeide de internationale verontwaardiging. Amnesty International riep op tot snelle actie om burgers te beschermen en verdere moorden te voorkomen. De VN-mensenrechtenchef, Volker Turk, eiste een grondig en onafhankelijk onderzoek.
Om de druk van de internationale gemeenschap te verlichten, kondigde de regering van al-Sharaa kort na het bloedbad een onafhankelijke onderzoekscommissie aan. Volgens woordvoerder Yasser Farhan zal “niemand boven de wet staan” en zullen de verantwoordelijken vervolgd worden.
Toch betwijfelt Marwa de oprechtheid van dit onderzoek.
“Hoe kan een overheid die deze groepen steunde, nu eerlijk onderzoek doen?”
Ook Isabella deelt die scepsis.
“De milities van al-Sharaa hebben lichamen vermomd als strijders om de VN en Al Jazeera te misleiden. Andere lichamen werden begraven om bewijsmateriaal te verbergen. VN-medewerkers mochten alleen spreken met vooraf geselecteerde dorpsbewoners, die vooraf brood of geld kregen om hun verklaring aan te passen. Anderen werden bedreigd met marteling of de dood als ze de waarheid zouden vertellen.”
Onzekere toekomst
De internationale gemeenschap lijkt niet geneigd om zich diep in het Syrische conflict te mengen. Met een verzwakte economie, een slepende oorlog met Rusland en geopolitieke spanningen met de VS, lijkt Syrië geen prioriteit. Dit betekent dat het land grotendeels op zichzelf is aangewezen om zijn toekomst vorm te geven.
De Syrisch-Amerikaanse journalist Steven Sahiounie uit Latakia vreest voor de lange termijngevolgen:
“Dit geweld heeft de kloof tussen Syriërs alleen maar groter gemaakt. In de jaren ‘80 zagen we dit al en het duurde twintig jaar voordat de wonden genazen. Toen kwam de Arabische Lente in 2011, en de verdeeldheid werd nog erger. En nu dit… Het zal decennia duren om dit te herstellen, als dat überhaupt ooit gebeurt.”
Isabella vreest dat de haat van generatie op generatie zal worden doorgegeven.
“Denk je dat degenen die hun familie hebben verloren dit ooit zullen vergeten? Nee. Dit bloedbad zal een litteken achterlaten op de ziel van Syrië, en dat betekent dat het geweld niet zal verdwijnen.”
Ondanks berichten dat de situatie in Latakia stabiliseert – enkele daders zijn gearresteerd, water en elektriciteit zijn hersteld en voedsel is weer beschikbaar – durven veel gevluchte bewoners niet terug te keren. Isabella en Marwa geloven niet dat het vertrouwen ooit volledig hersteld zal worden.